Hoe schat jij het in?

“Ook als je denkt dat de kans klein is, kán het gebeuren”, zegt mijn dochter ferm. Ze heeft een filmpje ingestuurd, een vragenlijst ingevuld en een slagzin afgemaakt. ‘Carnaval in Lampegat is leuk, dan ligt iedereen in een deuk’ is het geworden. Ze wil zó graag op de wagen met de prins. Ik heb haar net voorgerekend dat de kans dat het lukt, klein is. Er zijn veel basisscholen in Eindhoven. Op iedere school zijn vast meerdere kinderen met dezelfde wens. Hoe groot is dan helemaal de kans dat juist zij wordt gekozen voor het Lampegat prinselijk jeugdgezelschap?

Carnavalsmaandag zie ik hoe ze het podium opklimt en verdwaasd de enorme feesttent inkijkt. Ik heb het aantal inzendingen overschat, mijn dochter onderschat. “Het kán gebeuren”, denk ik met tranen in mijn ogen.

“Hoe schat je het in?”, vragen mijn ouders. “We lezen hier nauwelijks de krant, dus we moeten het van jou hebben.” Ik ben in de familie hoofd wetenschapscommunicatie, dus ik mag het zeggen. Het kantelpunt nadert, staat er de dag dat ik dit schrijf in de Volkskrant, maar ‘nog niks verloren’. Het Situation report van de WHO meldt de eerste besmetting in Koeweit. Italië is zorgelijk; straks kunnen ze juist beter daar blijven.

Naar Japan, of niet naar Japan – dat is de vraag. Mijn ouders wachten op mijn deskundig oordeel. Ze zijn in Nieuw-Zeeland, en voor de terugreis staan twee weken Japan gepland. Rond de kersenbloesemtijd, met wat geluk. Nu COVID-19 rondgaat, willen ze weten of het wel verstandig is om te gaan. Dus ik doe mijn werk. Ik spreek mensen die er meer verstand van hebben. Verdiep me in de modellen die de verspreiding simuleren en wilde, dat ik ze zelf in huis had om het scenario van mijn ouders door te rekenen. “De kans is groot dat het virus tegen die tijd overal zit”, zeg ik mijn ouders. Dat is geen antwoord op hun vraag: “En moeten we dan wel of niet gaan?”

Scenario’s buitelen door mijn hoofd. Geluk in een park vol kersenbloesem. Verveling door de quarantaine in een Japans hotel. Een overvol ziekenhuis in Nederland. Ik kan nog zoveel statistsche informatie verzamelen, de toekomst berekenen lukt me niet. Mijn verstand crasht op een overdosis onzekere informatie en risicofactoren. “Hoe voelt het voor jullie?”, vraag ik. “Wij willen liefst gewoon gaan”, antwoordt mijn moeder. “Goed idee”, besluit ik opgelucht. Als het verstand staakt, spreekt het gevoel. In mijn achterhoofd klinkt mijn dochters stem. Het kan gebeuren. Een heerlijke vakantie. De dood in Japan. Het kan allemaal gebeuren.

Deze column is verschenen bij Technisch Weekblad.